Remmen en gas geven

Remmen.

Het rempedaal bedien je met je rechtervoet. Zet de bal van de voet op het rempedaal.
Zorg dat je het rempedaal rustig intrapt en dat het remmen gedoseerd gebeurt.
Je moet de rem rustig aanleggen en daarna het remmen geleidelijk aan opvoeren.
Wanneer je bijna stilstaat moet je het remmen weer geleidelijk aan gaan afbouwen.
Dit is om de eindschok bij het remmen te voorkomen.
Kijk voor het remmen altijd in de binnenspiegel.

Wanneer je remt om alleen maar een beetje snelheid te verminderen dan hoef je daarbij het koppelingspedaal niet in te trappen.
Ga je remmen om te stoppen dan moet je wanneer de snelheid klein is (zo'n 25/40 km p/u ) ook het koppelingspedaal intrappen anders slaat de motor af.
Als je met zeer geringe snelheid rijdt zo ongeveer 20/25 km p/u moet je bij het remmen direct het koppelingspedaal intrappen.

Het gas geven.

Het gaspedaal bedient je met je rechtervoet zet net als bij het rempedaal de bal van de voet op het gaspedaal.
Laat je rechter voet met de bal van de voet op het gaspedaal rusten en geef nu heel licht een beetje gas.
Je moet het gaspedaal met vloeiende bewegingen bedienden dus niet in een keer hard intrappen of in een keer snel loslaten.
Zorg dat je bij het optrekken of snelheid vermeerderen altijd in de binnenspiegel en linker buitenspiegel kijkt voor het achterop komend verkeer.