In- en uitstappen

Instappen.

Bij het instappen moet je eerst om je heen kijken of jij het portier kunt openen zonder daarbij ander verkeer te hinderen of in gevaar te brengen.

Zit- stuurhouding.

Een goede zit- stuurhouding is belangrijk.
Je hebt daardoor een beter contact met de auto en je wordt minder snel moe.
Ook heb je een beter uitzicht en het koppelen, gas geven en remmen gaat je beter af.
Het sturen gaat ook beter als je een goede zit- stuurhouding aanneemt.

Trap het koppelingspedaal met de bal van jouw linker voet helemaal in.
Stel de stoel zodanig af dat als je het koppelingspedaal helemaal intrapt jouw linker bovenbeen plat op de zitting rust en het been licht gebogen is.

Stel de rugleuning van de stoel zodanig af dat als je met beide handen het stuur bovenaan vast houdt (12 uur) de armen nog licht gebogen zijn.
Zorg daarbij dat jouw rug goed blijft aansluiten met de rugleuning van de stoel.

zithouding

Stel nu de hoofdsteun zo dat de bovenkant van de hoofdsteun op gelijke hoogte staat met de bovenkant van je hoofd.
De afstand tussen hoofdsteun en jouw hoofd moet zo klein mogelijk zijn.
(Ga de stoel niet afstellen tijdens het rijden)

Hoofdsteun
Afstellen van de spiegels.

Stel de binnenspiegel zo af dat je de linker- en rechter hoofdsteun kunt zien en daarna zo stellen dat je zo min mogelijk van het plafond ziet.
(Onderin alle drie hoofdsteunen van de achterbank bovenin het derde remlicht  zie foto.)

Stel de beide buitenspiegels zo af dat je goed links en rechts achter jou de weg kunt overzien.
Je moet daarbij de zijkant van de auto nog net kunnen blijven zien. Stel de spiegels niet af tijdens het rijden
(Een klein stukje van de auto en onderin de spiegel zie je de achterste deurklink. Zie foto.)

Autogordels.

Doe de autogordel om en let op dat de autogordel goed om het lijf aansluit en dat de hoogte instelling goed is.
Let ook op of eventuele passagiers de autogordels wel dragen.
(Doe de autogordel niet om tijdens het rijden)

Uitstappen.

Zet de versnellingshendel in de vrij stand en trek de handrem stevig aan.
Zet eventuele stroom verbruikers uit bijvoorbeeld lichten, autoradio, mistlampen, ruitenwissers, enzovoort.
Zet de motor uit en haal de sleutel uit het contactslot, haal je voet van het koppelingspedaal en doe de autogordel af.
Kijk in de binnenspiegel, voor, linker buitenspiegel en links naast je (de dode hoek) of je het portier kunt openen zonder daarbij enig verkeer te hinderen of in gevaar te brengen. Open het portier met je rechterhand dan kijk je min of meer al links naast je.
Sluit de auto af.

Klik hier voor het wegrijden.