Bochten
We maken onderscheidt in twee soorten bochten:
A: Bochten bij het afslaan.
B: Bochten in het verloop van een weg.
Bochten bij het afslaan.
Bochten bij rechts en links afslaan zijn meestal scherpe haakse bochten.
Deze bochten kun je het best sturen met de overpakmethode.
Bij het naderen van een bocht moet je door de bocht kijken hoe scherp deze is en of de rijbaan na de bocht vrij is voor jou.
Haakse bochten neem je in de tweede versnelling en met een snelheid van 15 a 25 km p/u.
Zorg er voor dat het koppelingspedaal voor het ingaan van de bocht helemaal omhoog is. (dit noemt men met gekoppelde motor)
Half tot driekwart in de bocht het gas weer beginnen op te voeren zo trekt je als het ware de auto door de bocht.
Kijk na de bocht in de binnenspiegel ter nacontrole.
Klik hiervoor een afbeelding van een haakse bocht.
Bochten in het verloop van een weg.
Bochten in het verloop van een weg zijn meestal minder scherp dan bij het afslaan.
Bij dit soort bochten kun je het best de doorgeefmethode gebruiken om te sturen.
Merk bochten tijdig op zodat je kunt inschatten hoe scherp deze afbuigen wat het zicht is, hoe is de staat van het wegdek en hoe breed is de straat i.v.m. tegenliggers.
Aan de hand van deze gegevens moet jij je snelheid regelen voor de bocht.
Kijk voor het ingaan van een bocht in de binnenspiegel zo dat jij weet wat er achter je rijdt.
Bochten worden gereden met gekoppelde motor. (Koppelingspedaal voor de bocht omhoog)
Laat voor een bocht het gas los en geef half tot driekwart in de bocht weer wat gas bij daardoor rijdt de auto beter door de bocht.
Vermijdt om in een bocht te remmen.
Ga in bochten geen ruitenwissers, lichten, achterruitverwarming of dergelijke aanzetten doe dat voor of na de bocht.
Schakel zomin mogelijk in een bocht je hoort dat voor de bocht te doen.
In sommige situatie's moet je wel schakelen in een bocht.
Bijvoorbeeld bij het links of rechts afslaan in een vloeiende bocht naar rechts of naar links kun je opschakelen naar de tweede versnelling.
Bochten in het verloop van een weg welke scherp en onoverzichtelijk zijn rustig inrijden en verwacht het onverwachte na de bocht.
(Stilstaande voertuigen, inhalende voertuigen, slecht wegdek, modder op het wegdek, voorwerpen op het wegdek, zebrapaden, plotseling overstekend verkeer enzovoort)
Kijk door de bocht zodat je weet of de rijbaan na de bocht voor jou vrij is.
Let vooral op wat voor tegenliggers er aankomen vrachtwagens, bussen, auto's met grote aanhangwagens en dergelijke lange voertuigen hebben een grotere draaicirkel zodat ze de bocht kunnen gaan afsnijden en er misschien wel geen plaats meer voor jou is. Verwacht van alles na een bocht.
Stuur een bocht op het juiste moment in niet te vroeg maar ook niet te laat.
Het instuurpunt is belangrijk voor een goed verloop van een bocht.
Een bocht naar rechts een beetje naar rechts insnijden en een bocht naar links iets naar het midden van de straat insnijden.
De ideale lijn noemen ze dat ook wel.
Kijk in een bocht waar je naar toe moet rijden en niet naar tegenliggers, stoepranden, bomen, of dergelijke.
Half tot driekwart in de bocht het gas weer beginnen op te voeren.
Je trekt zo als het ware de auto door de bocht.
Zorg hierbij wel dat de auto op je eigen weghelft blijft.
Kijk na een bocht in de binnenspiegel.
In het donker kun je bochten niet zo vroeg tijdig opmerken als overdag.
Maar toch zijn er wel aanwijzingen dat er een bocht in aantocht is. 
Bijvoorbeeld je ziet meer rode reflectorpaaltjes dan witten er komt nu een bocht naar links.
Zie je meer witte reflectorpaaltjes dan komt er een bocht naar rechts.
Let op bochtschilden.
Lantarenpalen laten jou ook goed zien hoe het verloop van een bocht is.
Meestal staan lantarenpalen aan de buitenkant van een bocht.
Staan de lantarenpalen rechts bij een bocht dan zal de bocht waarschijnlijk naar links afbuigen staan ze links bij een bocht dan buigt deze waarschijnlijk naar rechts af.
Belijning op het wegdek als er zo ineens een doorgetrokken streep of de midden strepen worden langer en staan dichter op elkaar kan dat duiden op een bocht.